Elk voorjaar bemonstert de Bodemkundige Dienst van België heel wat suikerbietpercelen voor het berekenen van het stikstofbemestingsadvies volgens de N-indexmethode.
Het warme najaar 2014, de tweede warmste herfst volgens het KMI, zorgde voor een verhoogde bodemactiviteit. De bodem koelde minder snel af en de mineralisatie ging langer en op een wat hoger niveau dan normaal door.
Een grotere nitraatrest in het najaar kan echter niet één op één vertaald worden naar een rijkere voorraad in het voorjaar. Onder invloed van de neerslag en de neerwaartse waterbeweging door het profiel migreert de nitraatstikstof door het bodemprofiel en spoelt eventueel uit. Ondertussen nemen eventuele groenbedekkers stikstof op en komt er nog wat nitraatstikstof vrij door mineralisatie. Met andere woorden de nitraatrest van het najaar wordt herverdeeld over het profiel en gereduceerd.
De mate van uitspoeling dieper dan 90 cm diepte kan sterk verschillen. Deze is afhankelijk van de verdeling van de nitraatrest over het bodemprofiel, het bodemtype en de hoeveelheid en spreiding in de tijd van de winterneerslag. De winterneerslagsom kan bovendien grote regionale verschillen vertonen waardoor de stikstofreserve lokaal gevoelig kan afwijken van de gemiddelde situatie.
Gemiddeld bevatten de in België bemonsterde bietenpercelen momenteel iets meer minerale stikstof dan in dezelfde periode in 2014. De beschikbare minerale stikstof is op veel percelen tamelijk evenredig verdeeld over de 3 lagen. Een hoge stikstofreserve in de bodemlaag 60-90 cm diepte is minder voordelig voor de teelt van suikerbieten, omdat dit de afrijping van de bieten en het suikergehalte negatief kan beïnvloeden.
Om de gemiddelde situatie in cijfers duidelijk te maken, wordt in onderstaande statistiek de gemiddelde nitraatstikstofreserve van 0 tot 90 cm diepte en het gemiddelde stikstofbemestingsadvies weergegeven in functie van de voorteelt. Ter vergelijking worden de cijfers van dezelfde periode in 2014 tussen haakjes weergegeven.
Zoals steeds zorgen vlinderbloemige voorteelten zoals erwten en bonen voor de hoogste voorjaarsreserves, gevolgd door aardappelen, een teelt die ook wel eens hogere nitraatresten durft achter te laten. Na granen worden gemiddeld de laagste N-reserves gemeten en toch liggen de N-adviezen er niet op het hoogste niveau. Dit kan verklaard worden door de verwachte N-nalevering van de ondergewerkte groenbemesters.
Tabel 1: Gemiddelde nitraatstikstofreserve en gemiddeld bemestingsadvies van de Belgische suikerbietenpercelen, statistiek op 16/03/2015, Bodemkundige Dienst van België, tussen haakjes staan de gegevens voor 2014.
De Bodemkundige Dienst benadrukt dat de vernoemde cijfers slechts gemiddelde bemestingsadviezen zijn. Er zijn grote verschillen in stikstofbehoefte tussen percelen met verschillende voorgeschiedenis en verschillende bodemeigenschappen (bijvoorbeeld verschillend humusgehalte). Een beredeneerde stikstofbemesting is enkel mogelijk gebaseerd op een bodemanalyse met bijhorend advies. Op percelen waar in het voorjaar dierlijke mest wordt uitgereden, kan ook tijdens het groeiseizoen, vanaf 4 weken na de mesttoediening, een bodemanalyse uitgevoerd worden voor het berekenen van een bijbemestingsadvies. Voor het aanvragen van een bodemstaalname kan u contact opnemen met de Bodemkundige Dienst of rechtstreeks met uw staalnemer.