zeefraderenOp dit ogenblik wordt het jaar gekenmerkt door (zeer) droge omstandigheden. Aangezien er voor de komende dagen geen neerslag voorspeld wordt, zal de eerste periode van de campagne in droge en warme omstandigheden verlopen. Daarboven speelt dit jaar de erg variabele gewasstand een belangrijke rol bij de rooi. Deze extreme omstandigheden maken een kwalitatieve rooi niet eenvoudig. Besteed voldoende aandacht aan de afstelling van de ontbladeraar, de ontkoppers, de rooidiepte en een aangepaste rijsnelheid.
In heterogene percelen, in droge omstandigheden moet men:
– de rooisnelheid beperken;
– in geval van grote bieten, de opening tussen de scharen regelen (referentie : voor wortels van gemiddelde grootte = 4 cm);
– voor de klassieke ontbladeraars de hoogte afstellen op de hoogste bieten en de ontkoppers zo afstellen dat niet meer dan 5% van de bieten te diep ontkopt wordt en dat niet meer dan 15% van de bieten nog bladstelen vertonen. De machines uitgerust met de nieuwe micro-ontkoppingssystemen zijn aanzienlijk efficiënter;
– met uitzondering van de zelfslijpende messen, de messen van de ontkoppers goed slijpen (1 keer/10 ha);
– rooi voldoende diep om wortelbreuk te vermijden;
– pas de snelheid van de zeefraderen, de rijsnelheid en de rooidiepte aan om de bieten niet te erg te kwetsen om bewaarverliezen te vermijden. Houd indien mogelijk wat aarde op de eerste zeefraderen om kwetsuren te beperken.

BELANGRIJK: in percelen met een sterke aantasting van Aphanomyces zien we veel ingesnoerde wortels, soms bolvormige wortels. Deze bieten staan vrij los in de grond waardoor ze makkelijk breken of omvallen. Stel de ontbladeraar voldoende hoog af en rooi met scherpe ontkopmessen om verliezen door wegvliegen of omduwen te beperken. Rooi voldoende diep om de bieten goed in de machine in te krijgen.

Indien de omstandigheden natter worden:
– de snelheid aanpassen aan de omstandigheden;
– niet meer dan 2/3 van het potentieel van de machine overschrijden en vermijden om alles op het maximum af te stellen;
– de zeefraderen of de dwarse rollen achter de rooischaren boven de grond houden;
– de ruimte tussen de geleidingsrekken en de zeefraderen afstellen (3 tot 4 cm of 2 vingers) om een maximum aan grond te verwijderen. De geleidingsrekken met « varkensstaarten » en de opeenvolgende geleidingsrekken zijn efficiënter;
– de bandenspanning aanpassen. Een te hoge bandenspanning die kan leiden tot een bodemverdichting wanneer de machine geladen is, voorkomen.

In aanwezigheid van schieters, wilde bieten of ander onkruid moet men vermijden om de bladeren op aangrenzende percelen te gooien.